Johannes Jacobus Timmers, geboren te Meppel op 24 april 1922 als zoon van Jacobus Timmers en Meeuwsina Spijkerman en overleden te Modjokerto Djompok II op 19 april 1947. Hij trouwde te Meppel op 15 januari 1947 met Maartje Theodora de Boer.
Aanvullingen mede dankzij Richard Spraakman.
Johannes Jacobus Timmers, geboren 24 april 1922 in Meppel als zoon van Jacobus Timmers en Meeuwsina Spijkerman. Woonachtig Grote Oeverstraat 154. Van oorsprong als beroep bankwerker. Hij neemt dienst als oorlogsvrijwilliger (lgr: 240422001), bij 2-5 Regiment Infanterie, als soldaat 1, in de functie van hospik. Op 2 januari 1946 vertrekt hij naar het militaire kamp Aldershot, nabij Londen, ter voorbereiding, waar het bataljon werd voorzien van de noodzakelijke uitrusting, voor zijn inzet in Nederlands – Indië. Op de valreep plaatst hij samen met nog enkele kameraden een nieuwjaarsgroet, ter afscheid, in de Meppeler Courant van 4 januari 1946.
Op 25 januari 1946 vertrekt hij met de Nieuwe Amsterdam naar Nederlands – Indië, het bataljon komt aan in Malakka (Chaah) op 19-2-1946, door een landingsverbod voor Java en Sumatra moest het bataljon in Malakka aan land.

Nadat het verbod was opgeheven, kwam het bataljon aan in Soerabaja, 23 maart 1946, gelegerd nabij de Goebeng Boulevard. Ze worden toegevoegd aan T.TC. Oost Java, de X-Brigade (A. Divisie).
Van 23 april tot 17 juni werd het bataljon belast met de beveiliging van de ‘Westwall’, een linie west van Soerabaja. Hierna vertrok het bataljon naar het gebied rond Moro, Menganti en Domas. Er ontstond een goede samenwerking met de mariniers die daar ook gelegerd waren maar die na enige tijd zouden vertrekken. Op 18 juli voerde het bataljon met de mariniers een actie uit richting Diaredjo waar veel artillerievuur vandaan kwam.
Door de vele aanvallen van de TNI en een verhoogde activiteit over het gehele front verwachtte men in augustus een grote aanval op Soerabaja. Op 22 augustus werd samen met 1-12 RI de TNI in Boelaredjo uitgeschakeld, terwijl de mariniers een schijnaanval uitvoerden op Tjermee. Tjermee werd op 4 september door het bataljon blijvend bezet. Door deze en andere acties werd de verwachte aanval op Soerabaja in de kiem gesmoord. In januari 1947 werd het bataljon verplaatst naar Kedamaen. Op 17 maart nam het bataljon als flankbeveiliging deel aan de bezetting van de Mlirip-sluizen bij Modjokerto, actie ‘Voorloper’. In twee dagen trok het bataljon door moeilijk begaanbaar terrein vanuit Banjoe Oerip via Perning en Djetis op naar Modjokerto, waar het verwelkomd werd door de mariniers die de sluizen reeds vast in handen hadden. Het bataljon bleef de komende tijd in en om Modjokerto gelegerd met posten te Watoe Dakon (jodiumfabriek), Brangkal, Woeloe en Dinojo.
Tijdens een vuurgevecht snelde Timmers naar voren om een gewonde kapitein – artilleriewaarnemer te verbinden, die midden in een sawa was getroffen door een vijandelijke kogel in de schouder. Terwijl hij bezig was met zijn werk viel hij opeens tegen de gewonde aan. Een hoofdschot had een einde aan zijn leven gemaakt.
In Memoriam
Wederom verloren wij een vriend …..
Niemand die de patrouille van 19 april 1947 meemaakte, zal die licht vergeten. Niet om de zware mitrailleurs die op ons schoten, noch om het zware terrein waarmede wij te kampen hadden, doch om het verlies dat wij die dag leden. Een van onze beste kameraden verloren we, namelijk Joop Timmers. Allen kenden we hem als de verpleger. Joop, die altijd klaar stond om te helpen waar hij maar kon, in sawa’s, kampongs, kampement of waar dan ook.
Zo was het ook die morgen. We zagen hem tezamen met het 2e peloton, waarbij hij altijd te vinden was, het veld in trekken, niet vermoedend dat dit voor hem de laatste keer zou zijn. Hieraan dachten wij zelfs niet toen hij onder het vijandelijk vuur met z’n verbandtas naar voren snelde om de Kapitein van de Mariniers, die gewond was, te verbinden. Helaas kon hij z’n werk niet voltooien, want terwijl hij bezig was met het verband te leggen, werd hij zelf dodelijk getroffen. Z’n vrienden moesten hem zelf uit het veld wegdragen. Toen echter nog een der onzen gewond raakte, moest deze van zijn goede hulp verstoken blijven.
Zaterdag was zijn kerkgang, nooit sloeg hij over, tenzij door dienst verhinderd. Deze zaterdag werd zijn hemelgang in plaats van zijn kerkgang. Onze gedachten zijn bij hem en zullen bij hem blijven. Wij hebben veel aan hem te danken en wel het meest zijn voorbeeld van oprechte christelijke levenswandel, gepaard met moed en plichtsbetrachting. Deze eigenschappen waren het, die hem kenmerkten en die in zijn laatste ogenblikken nog zo sterk naar voren kwamen.
Ook gaan onze gedachten naar hen die hij in Holland achter liet, in het bijzonder naar haar met wien hij enige maanden geleden in het huwelijk trad. Met wie hij plannen had gemaakt voor de toekomst, die zij beiden vol idealen tegemoet zagen. Moge zij troost vinden in het geloof dat zij gemeenschappelijk belijden.
De plaats, die thans is open gevallen, zal moeilijk door iemand anders op dezelfde wijze vervuld kunnen worden.
Joop, wij danken je voor alles wat je voor ons geweest bent.
Rust in vrede.
Op ereveld Kembang Kuning in Soerabaja zijn burgerslachtoffers van de kampen op Oost-Java begraven, alsmede militairen van de Koninklijke Landmacht, het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de Koninklijke Marine. In totaal liggen hier meer dan 5.000 slachtoffers begraven, waaronder 1111 militairen.